Procedure na overlijden

Na overlijden moet de Hartenbank zo snel mogelijk worden gebeld (24 uur per dag bereikbaar). Het is mogelijk om afscheid te nemen voor het vervoer naar het Amsterdam UMC. Alle persoonlijke eigendommen en kleding van de overledene die zijn meegegeven met onze vervoerder zullen worden overgedragen aan de uitvaartondernemer. Als nabestaanden toch moeite hebben met de hartobductie dan wordt dit niet gedaan. Bij een hartobductie wordt het hart uit het lichaam genomen. Als de Hartenbank besluit om een hartobductie niet uit te voeren, dan zal er altijd worden uitgelegd waarom dit niet mogelijk is.

Een gespecialiseerd arts (patholoog) voert samen met een aantal assistenten de obductie uit in het Amsterdam UMC, locatie VUmc. Gedurende de obductie wordt de borstkas geopend en het hart eruit gehaald. Hierna wordt de borstkas weer gesloten. De hechtingen na hartobductie zijn alleen te zien als de borstkas bekeken wordt. De uitvaart kan plaatsvinden zoals gepland en de overledene kan worden opgebaard.

Het hartweefsel wordt tijdens de obductie ingevroren bij -196°C en vervolgens bewaard bij -80°C, of chemisch behandeld om het geschikt te maken voor onderzoek. Aan elk stukje hartweefsel kennen wij een unieke code toe, zodat de onderzoeker de identiteit van de donor niet kan herleiden. Op deze wijze waarborgt de Hartenbank de privacy van de donor en de nabestaanden.

Het is mogelijk dat bij het overlijden van een donor de Hartenbank besluit de donatie niet door te laten gaan. In een aantal situaties kan hartdonatie helaas niet plaatsvinden:

  • Als er vanwege logistieke problemen geen obductie plaats kan vinden.
  • Als de donor een (besmettelijke) ziekte heeft die en gevaar kan vormen voor het obductieteam.